Gasten van Tri Jaya Tour & Travel die Indonesië bezochten op zoek naar plekken van herinnering.

De tijd dat Indonesië een kolonie van Nederland was is al lang voorbij. Toch hebben veel mensen herinneringen aan deze tijd omdat het een deel van hun leven was. Sommigen gaan terug naar Indonesië op zoek naar de plaatsen waar zij, hun ouders of grootouders, hebben gewoond. Ze zijn op zoek naar oude huizen, plantages, kantoorgebouwen, zwembaden, ziekenhuizen en voormalige Japanse kampen waar zij of hun familie tijdens de Japanse tijd waren geïnterneerd.

Vanaf 1992 heeft Tri Jaya Tour and Travel reizen verzorgd voor diegenen die op zoek waren naar locaties van voormalige Japanse kampen. De meeste van hen waren geïnterneerd in kampen op Sumatra, sommigen zaten op Java. Hieronder volgt een lijst met gasten die met Tri Jaya Tour & Travel over Sumatra en Java hebben gereisd op zoek naar deze plekken van herinnering.

Japanse kampen in Indonesië

Het eerste deel van onderstaande verhalen is een ingekorte versie van mijn presentatie Twenty Years of Return Tourism on Sumatra and Java. De tekst is gepresenteerd op de conferentie “Travelling Heritages. Return-tourism of WW II-veterans, survivors and relatives to and from Indonesia and Japan”, op 20 en 21 oktober 2011 op het Nederlands Instituut voor Oorlogs- documentatie in Amsterdam. In de tekst gebruik ik initialen, wanneer men in contact wil komen met een van onderstaande personen kan men mij een email sturen. De teksten van Rudy Kousbroek en Hans Vervoort zijn citaten van gepubliceerd werk, daarom presenter ik hen onder hun volledige naam.

Herinnerings reizen door Indonesië

Het tweede deel bestaat uit korte informatie over onze gasten die vanaf 2012 met Tri Jaya hebben gereisd en op zoek waren naar de plaatsen van herinnering van hen of hun familie. Een deel van deze groep had in Indonesië gewoond, voor, tijdens of na de tweede wereldoorlog. Sommigen van hen waren op zoek naar Japanse kampen, anderen zochten alleen de plaatsen van herinnering op van hen of van hun familie.

===

Deel 1.

 

Rudy Kousbroek. (1929-2010)

In 1993 assisteerde Tri Jaya met research voor de documentaire Het meer der herinnering, over de jeugd van de schrijver Rudy Kousbroek. Het jaar daarop werd gefilmd op locatie op Sumatra. Rudy Kousbroek was in 1929 geboren in Pematang Siantar op Sumatra. Tijdens de Japanse bezetting van Sumatra was Kousbroek geïnterneerd in het Sungai Senkol bij Medan en in het Sirengorengo bij Rantau Prapat. Hij was de bekendste Nederlandse schrijver die publiceerde over Nederlands koloniale verleden en over de ervaringen van de Nederlanders in Indonesië tijdens de Japanse bezetting.

Rudy Kousbroek: “In maart 1942 kwamen de Japanners en gebeurde wat er uiteindelijk moest gebeuren: de wereld waarin ik was opgegroeid stortte in. De vorige heersers werden geïnterneerd door de nieuwe en de oorlog werd uitgevochten ergens achter de horizon… Zo is het gegaan. De  toetoep (witte katoenen pakken met gesloten boorden) werden voor de laatste keer gedragen. Geen vierhandige klavier concerten werden meer gespeeld op de achtergalerij. De veilige wereld, met haar trouwe bedienden die zo liefdevol voor onze kinderen zorgden, terwijl wij nooit naar hun kinderen omkeken, het was allemaal voorbij… Het moet direct gebeurd zijn; in een paar chaotische weken was alles voorbij.”

(Kousbroek, R. in: NRC Handelsblad, 29-2-1980) (Het Si Ringo Ringo (Sirengorengo) kamp was gelegen in een moerassig gebied circa 8 km. van de plaats Rantau Prapat aan de Bila rivier. Tussen October 1944 en September 1945 stierven tenminste 115 geinterneerden. De Japanse overgave in Sirengorengo was op 24 augustus 1945. In September 1945 verbleven er 1918 personen in het kamp. (Dulm 2000: 50)

 

Philip F.(1934)

“Mijn vader was controleur in Pajakoemboe op Sumatra. In April 1942 droeg mijn vader het civiel gezag van Pajakoemboe over aan het Japanse leger. Kort daarna werden wij geïnterneerd. We werden naar een school in Bukit Tinggi (Fort de Kock) gebracht en later naar Padang. In December 1943 verhuisden we naar Bangkinang. Hier verbleven we tot September 1945. We hadden al onze materiele bezittingen verloren en bezaten na de oorlog niets meer. Maar mijn ouders waren in staat om ons allen een goede opleiding te geven, inclusief een universitaire opleiding.” Philip F. bezocht Sumatra in 1993 om de plekken op te zoeken uit zijn  jeugd.

(Vrouwen en mannen kampen bij Bangkinang, ongeveer 70 km. ten westen van Pakan Baroe op de weg naar Bukittinggi. Eind 1944 waren er bijna 3200 burgers geïnterneerd in deze kampen. In 1945 stierven circa 140 mensen aan ziekten en uitputting. De Japanse overgave werd hier afgekondigd op 22 augustus 1945. (Dulm 2000: 58,59)

 

Ineke van L. (1941)

“Ik bracht de eerste drie jaren van mijn leven door in Japanse burger interneringskampen in Indonesië. Ik was geboren in Kotaradja (Banda Aceh) in augustus 1941. Toen ik zes maanden oud was verhuisde mijn familie naar Medan. Na de Japanse invasie in Medan in maart 1942, werd mijn vader gevangen genomen en naar Birma getransporteerd. Wij bleven achter en werden in het Poeloe Brayan kamp geplaatst. Aan het einde van de oorlog, in maart of april 1945, werden we naar de rubber plantage Aek Pamienke getransporteerd. Toen ik in 2005 het nieuws over de tsunami op Sumatra zag, wilde ik plotseling terug naar mijn land van herkomst en zocht contact op met Tri Jaya Tour & Travel. Op Sumatra heb ik in 2007 tijdens een voor mij zo belangrijke psychologische reis alle plaatsen opgezocht uit mijn jeugd. Ook al kan ik mij niets herinneren uit mijn vroegste jeugd, toch voel ik nog steeds een band met dit land.”

(Het Poeloe Berayan complex van de Deli Spoorweg Maatschappij (DSM) was gebouwd in 1918 als werkplaats en woning complex voor Indonesisch en Europees personeel. Vanaf april 1942 tot april 1945 is het Poeloe Berayan complex gebruikt als burger internerings kamp voor Nederlandse burgers)

(Aek Pamienke. Alle geïnterneerde Europese vrouwen en kinderen (met uitzondering van jongens van 8 of 10 jaar oud) uit Atjeh, Tapanoeli en Oost Sumatra werden gedurenden de laatste maanden van de Japanse bezetting gevangen gehouden in de Aek Pamienke (Aik Pamienke, Aek Paminke, Aek Pamengke) kampen gelegen op een rubber plantage van 3.316 hectare in Aek Pamienke. Bijna 5000 vrouwen en kinderen waren hier geïnterneerd. De Japanse overgave werd hier afgekondigd op 24 augustus 1945. (Dulm 2000: 49)

 

Han de B. (1923-2014)

“Sinds de generatie van mijn over-overgrootouders, ongeveer 250 jaar, heeft mijn familie historische banden met Indonesië. Mijn overleden echtgenote was ook geboren in Indonesië. Mijn vader en ik zijn krijgsgevangen gemaakt; mijn familie zat in de burgerinternerings kampen Gedangan en Tjideng. Ik heb zelf aan de Pakan Baroe spoorweg gewerkt. Familie en vrienden zijn omgekomen bij de scheepsramp van de Yunyo Maru. Mijn ouders zijn nooit teruggegaan maar mijn vrouw en ik, net zoals mijn broers, kinderen en kleinkinderen, zijn allemaal verschillende malen teruggeweest. Tijdens deze reizen bezocht ik oud klasgnoten en vrienden. Ik heb ook voormalige Indonesische Romushas (dwangarbeiders voor de Japanners) opgezocht in hun dorp. Tijdens mijn reizen door Indonesië heb ik nooit klachten gehoord tegen mij als nakomeling van de onderdrukkers van de autochtone bevolking, ook niet van Tentara Nasional Indonesia (Indonesische Leger) officieren. Ik heb vele oude Indonesische schoolvrienden en heb nieuwe vrienden gemaakt tijdens mijn tien reizen door Indonesië. Ik heb met ze gegeten, verbleef  in hun dorp en woonde huwelijken, begrafenissen en crematies bij. Ik bezocht erevelden van het Indonesische leger. Ik zal niet meer naar mijn moederland kunnen gaan. Maar ik zal contact houden met mijn Indonesische vrienden.”

(Het Europese kwartier Tjideng in Batavia (Jakarta) werd in augustus 1942 het eerste kamp voor vrouwen en kinderen) (De 220 kilometer lange Pakan Baroe spoorweg was aangelegd tussen Pakan Baroe aan de oostkust en Moeara, het einde van de spoorweg in West Sumatra. De spoorweg was bedoeld om de Oostkust met de Westkust te verbinden dwars over Sumatra alsmede voor exploitatie van de  kolenmijnen bij Tapoei in het centraal berggebied. Constructie begon in maart 1943 door Romushas (Indonesische dwangarbeiders) van het Pakan Baroe kamp. De aanleg van het laatste stuk begon in maart 1945. Tijdens de aanleg van de spoorbaan stierven circa 680 krijgsgevangen aan ziekten, uitputting en ongelukken. Rond de 70.000 Romushas zijn omgekomen voor de aanleg van deze spoorweg. De beide delen van de spoorweg werden verbonden op 15 augustus 1945. Op 24 augustus 1945 werd het kamp door de Japanners overgegeven. (Dulm 2000: 65)

 

 

 

Marietje P. (1940)

“Ik ben geboren Jakarta in de wijk Matraman, en geïnterneerd in het Tjideng kamp vanaf maart 1942 t/m augustus 1945. Mijn familie, vader, moeder en mijn broer, werden weer verenigd in de herfst van 1945 in Batavia, het huidige Jakarta en keerden naar Nederland terug in maart 1946. In de familie werd nooit gesproken over de kampjaren. Mijn ouders zeiden er niets over, mijn broer en ik vroegen er nooit naar. Ik ben drie keer terug geweest naar het Tjideng kwartier in Jakarta, in 1994, 2003 en in 2009. Ik heb er rondgelopen en voelde niets. Ik ben een optimistisch persoon; ik heb de school en universiteit zonder probleem doorlopen, huwde en had een normaal familie leven.”

Marietje P. schreef twee boeken over haar voorouders. Een over haar overgrootvader Anske Hielke K., kapitein bij de Gouvernements Marine die in de 19e eeuw door de Indonesische archipel voer. Het andere boek gaat over haar andere overgrootvader die als missionaries in de 19e eeuw in de binnenlanden van Sumatra werkte en een doopsgezinde kerk in Pakantan bouwde.Toen het gebied Pakantan door een aardbeving was getroffen heeft Marietje via haar contacten gezorgd dat geld vanuit de Europese Unie naar Pakantan werd doorgesluisd zodat het getroffen dorp weer kon worden opgebouwd. Hierna heeft Pakantan haar ereburger gemaakt.

 

Dirk G. P. (1929-2012)

“Mijn vader M.B. P. was planter op Sumatra. Ik was geboren in 1929. In maart 1942 kwamen de Japanners Brastagi binnen en alle vrouwen en kinderen werden in de kostschool in Brastagi gezet. De jongens moesten hun matrassen aan de vrouwen afstaan en op matten slapen. Na een jaar werden de jongens van vijftien jaar en ouder, inclusief ikzelf, naar Sungei Senkol en Belawan Estate verplaatst waar ik mijn vader weer zag. In december 1944 werden we verplaatst naar Sirengo-rengo en de vrouwen begin 1945 naar het Aek Pamienke kamp. In de jaren 1950 gingen we terug naar Indonesië waar ik tot 1958 op Sumatra op de rubber plantages heb gewerkt. In 1983 ben ik terug naar Medan gegaan op uitnodiging van de Indonesische Rubber Planters  Associatie als adviseur. In de jaren daarna heb ik Indonesië bezocht in 1988, 1995, 2003 and 2006.”

 

Rien de V. over zijn vader Joan de V.
In 2007 zijn Rien de V. en zijn familie naar Sumatra gekomen om de plaatsen op te zoeken waar zijn vader Joan de V. (1928-1991) had gewoond en verbleef in de Japanse kampen. De familie de V. is ook naar de locatie van het Sirengorengo kamp gegaan waar Joan de V. gevangen had gezeten. Samen met zijn moeder, zijn oudere zuster en haar baby, was Joan, toen een jongetje, naar het Aek Pamienke getransporteerd. Hierna was Joan vanwege zijn leeftijd (14 jaar) uit het Aek Pamienke gehaald en in het Si Rengo Rengo kamp geplaatst waar zijn vader ook was geïnterneerd. In de jaren 1950 kreeg Joan een beurs van de Shell en maakte een goede carriere in Nederland.

Brian Ernest M. over zijn oom Desmond Charles K.
“Mijn zoon Terry en ik zijn zeer geinteresseerd naar de geschiedenis van mijn oom van moeder’s kant Desmond Charles Keats (1916-1944). Desmond was geboren in Londen in 1916 en kwam bij het Britse leger in 1937. In maart 1942 werd hij gevangen genomen en naar Maleisie getransporteerd. Op 26 juni 1944 was hij een van de 177 van de 730 gevangenen die verdronken bij het zinken van het schip Harugiku Maru (Van Waerwijck) voor de kust van Sumatra. De gevangenen werden verscheept van Belawan naar Pakanbaroe om daar aan de spoorweg aanleg te werken. Mijn zoon en ik besloten om de locatie van het wrak op te zoeken en reisden in September 2008 naar Sumatra. Met de hulp van Tri Jaya Tour & Travel konden we een vissersboot te huren in de haven van Tanjung Balai die ons naar de locatie bracht ongeveer
10 kilometer voor de kust met een diepte van 15 meter. Wij zijn van mening dat dit scheepswrak een oorlogsmonument moet worden en als zodanig gemarkeerd.”

Sandra N. over haar moeder
“Mijn moeder, Marion L. (1939-2009) was geboren in Medan. Ze was nog geen drie jaar oud, toen zij samen met haar broertje van anderhalf en haar zwangere moeder in het kamp Glugur werd geïnterneerd. Deze kamp jaren hebben grote invloed op haar leven gehad. Toen zij het kamp verliet, was haar kleine broertje dood, haar grootvader was verdronken (getorpedeerd, maar geen informatie welk schip) en haar vader was in juni 1945 omgekomen in het Pakan Baroe kamp bij de spoorweg aanleg. Omstreeks 2000 is mijn moeder teruggegaan naar Indonesië om het graf van haar vader te bezoeken Leuwigaja bij Bandung. Ze wilde ook teruggaan naar haar geboorteplaats op Sumatra maar dit is niet gebeurd. Mijn moeder overleed in 2009. Ik besloot om naar Indonesië te gaan om haar ‘thuis’ te brengen en haar as over het Tobameer te strooien. Ik heb contact opgenomen met Tri Jaya Tour & Travel die in staat was ons te vertellen over de plaatsen waar mijn moeder in Medan had gewoond. We hebben een op maat gemaakte reis voorbereid naar de plaatsen uit mijn moeders jeugd. We bezochten alle plaatsen waar mijn moeder over had gesproken. Daarna zijn we naar het Tobameer gegaan waar ik haar as over het meer heb gestrooid. We hebben de lege urn in Leuwigaja in Bandung geplaatst bij het graf van haar vader. Op deze wijze hebben we een familie reünie gehouden.”

Hans van D. (1939)
“Mijn vader was een planter in Deli op het eiland Sumatra en mijn moeder onderwijzeres op een meisjesschool in Medan. Zij huwden enkele jaren voordat de Japanners Nederlands Indie binnenvielen. Mijn vader was geïnterneerd in de Unie Kampong in Belawan. Hij kreeg kort daarna dysentery maar kreeg als krijgsgevangene geen medicatie. Hij stierf op 41 jarige leeftijd. Mijn moeder kreeg het bericht van zijn overlijden enkele weken later in het burger internerinskamp voor vrouwen en kinderen in Brastagi. Daar was zij, mijn zuster van twee, en ik drie jaar oud, gevangen gehouden. Op dat moment was mijn moeder in verwachting van mijn broertje, die vier maanden later werd geboren. In 1944 werden we verplaatst naar een ander kamp, Aek Pamienke III. Als gevolg van deze oorlog leden we een groot verlies, we hadden een echtgenoot en een vader verloren. We zijn allemaal een keer naar Indonesië teruggeweest.”

Tineke H. (1926)
“Het is 1941, en ik zit samen met twee broers en twee zusjes op het schoolinternaat P.S.V.
(Planters School Vereniging) te Brastagi op Noord-Sumatra. En dan…, dan breekt de oorlog uit. Je mag niet naar je ouders, die ver weg op een rubberplantage wonen. We worden door de Japanners geïnterneerd, opgesloten op het internaat Brastagi. Gelukkig ziet mijn Moeder kans om zich bij ons te voegen. Vader wordt als krijgsgevangene opgepakt en vervoerd naar de haven van Belawan. Later blijkt, als hij op transport is gezet naar Singapore op de Van Waerwijk, dat hij torpedering heeft meegemaakt in de straat van Malaka. Hij overleefde dit! Vader zat tot het einde van de oorlog in gevangenis in Singapore als krijgsgevangene. Dan op een dag worden al de jongens vanaf 10 jaar, ook mijn beide broertjes (10 en 12 jaar) bij ons weggehaald. Er wordt niet verteld waarom en waarheen. Hartverscheurende momenten voor al die Moeders. In 1945 worden alle vrouwenkampen door de Japanners geconcentreerd op één plek, Aek Pamienke. Ook wij gaan per vrachtwagen en per trein met alles wat jezelf nog kunt dragen naar Aek Pamienke. We verbleven in een hele grote loods middenin het rubberbos. Geen water, geen licht, modder, veel muskieten en stinkende latrines. Iedereen krijgt 50 cm bij nog geen 2 meter per persoon toegewezen als leef- en slaapplaats. Na de oorlog gaan we op een Engels transportschip naar Nederland. Vader en de twee broers zien we, gelukkig heelhuids, pas naar drieënhalf jaar terug. We hebben niet geweten waar zij al die tijd gevangen hebben gezeten. Het thuisland Nederland zat niet op ons te wachten, het was zo van ‘red je maar’. We hadden helemaal niets, alles was verdwenen. Nog heel lang heeft deze oorlog een grote impact op mijn familie gehad. Mijn ouders hadden zo graag hun leven en oude dag in Indonesië willen doorbrengen. Vader stierf veel te vroeg ten gevolge van de opgelopen ziektes in het interneringskamp/ krijgsgevangen kamp/ gevangenis. Indonesië blijft nog steeds trekken en ik ben er vele keren teruggeweest om vooral de dierbare plekjes uit mijn jeugd op te zoeken.”

Het verhaal van Tjerk O. verteld door zijn tweede vrouw Nynke O.
“In 1936 voer Tjerk O. (1914 – 1999) naar Sumatra, waar hij werkzaam was op de palmolie plantages. In 1938 voegde zijn vrouw Pietje O. H. zich bij hem. Toen de oorlog met Japan uitbrak hadden ze twee kinderen. In maart 1942 werd Tjerk gevangen genomen door de Japanners en verbleef drie maanden in Padang, daarna in het kamp Gloegoer in Medan. Vanuit Gloeger werd hij naar Aceh getransporteerd. Hij verbleef zeven maanden in het gebied bij Blangkedjeren in Aceh, waar hij behoorde bij de zogenaamde ‘Atjeh-Party’ van maart 1944 tot October 1944. Daarna werd hij getransporteerd naar midden Sumatra en werd tewerkgesteld bij de Pakan Baroe spoorweg van november 1944 tot augustus 1945. Nadat Tjerk in 1999 was overleden heb ik verder onderzoek gedaan naar zijn verleden in Nederlands Indie. Ik heb de brieven gelezen die hij in 1962-1963 heeft geschreven voor het boek over ‘De Atjeh-Party’, later gepubliceerd onder de titel Het pannetje van Oliemans door C. van Heekeren en 100 anderen.
Voor zijn dood hadden Tjerk en ik de reis naar Sumatra willen maken maar vanwege gezondheids problemen ging dit niet door. Mijn dochter en ik besloten de reis later te maken en namen contact op met Tri Jaya Tour & Travel. We kwamen naar Sumatra in 2008. We bezochten de palmolie plantages waar Tjerk had gewoond en gewerkt voor de oorlog. We gingen naar de plaatsen die Tjerk had bezocht en waren vooral onder de indruk van de reis door Zuid Aceh van de weg van Medan naar Blangkedjeren. We hebben deze reis gemaakt om beter te begrijpen hoe Tjerk zijn leven was geweest voor de oorlog en tijdens de moeilijke jaren van de Japanse bezetting.”

Brigit K. vertelt over haar familie
“Mijn grootvader voer in 1930 van Nederland naar Indonesië. Hij werkte op verschillende plantages, vanaf 1934 was hij werkzaam op de thee plantage Balimbingan bij Pematang Siantar, op Sumatra. Hier ontmoette hij mijn grootmoeder, zij was in Indonesië opgegroeid. Mijn moeder was geboren in 1937 in Pematang Siantar. Toen de oorlog uitbrak werd mijn vader gemobiliseerd. In maart 1942 werd hij in de Alas Vallei in Aceh krijgsgevangen gemaakt en met andere Nederlandse soldaten naar Belawan getransporteerd. In mei 1942, werd hij samen met ongeveer 1500 andere gevangenen naar Tavoy (Dawei) in Birma (Myanmar) gebracht waar hij aan de Birma spoorweg te werk werd gesteld. Mijn grootmoeder bleef achter met vijf jonge kinderen van de leeftijd tussen twee en vijf jaar en verbleef in verschillende Japanse kampen: Tebingtinggi; Poeloe Brayan en Aek Pamienke. In maart 1946 werd de familie weer herenigd in Bangkok. In juli 1946 arriveerde de hele familie in Nederland, de kinderen werden naar kostscholen gestuurd. Omdat er geen werk was voor mijn vader, ging hij in 1947 terug naar Indonesië en werkte weer op thee plantage Balimbingan. De kinderen bleven in Nederland. Mijn grootvader overleed in 1995 en mijn grootmoeder in 1971. Ik heb nooit met ze over de Japanse tijd gesproken.”

Joost van B. (1936)
“Op het moment van de Japanse invasie woonde onze familie op Java, bestaande uit mijn ouders, ikzelf, mijn broer Wim en zuster Mieke. Nadat de Japanners Nederlands Indie hadden bezet werd mijn vader tewerk gesteld aan de Birma-Siam spoorweg. Mijn moeder ging het kamp in met drie kinderen. We werden meer dan een jaar in een kamp bij Galoehan bij Kediri in Oost Java geïnterneerd. Vanuit hier werden we getransporteerd naar de kampen Banjoebiroe en Ambarawa. Toen begin 1945 mijn broer Wim 10 jaar was geworden, werd hij uit het kamp gehaald waar hij met zijn moeder en jongere broers verbleef en naar het nabijgelegen kamp Ambarawa 7 gebracht. Op 24 augustus 1945 werden we bevrijd door het Britse leger. Mijn moeder en de kinderen reisden in januari 1946 via Ambarawa en Semarang naar Ceylon (Sri Lanka). Mijn vader kwam hier vanuit Singapore naar toe waar de familie weer werd herenigd. In april 1946 vertrok de familie naar Nederland. In 1986 en 2008 ben ik terug naar Indonesië geweest. De bezoeken aan Indonesië waren onvergetelijke ervaringen, dat onze jeugd in een minder somber retroperspectief plaatste.”

Hans K. (1942)
“Mijn vader was hoofd van een lagere school in Padang Sidempuan en later in Medan, van de Oranjeschool, nu de Harapan School. Mijn moeder was ook onderwijzeres. Mijn ouders woonden tot het uitbreken van de oorlog in de Pacific in Medan. Kort na de Japanse invasie in maart 1942 werd mijn vader getransporteerd naar Belawan. Hij moest aan de haven van Belawan werken van maart tot april 1942. Hij verbleef in de Uniekampong in Belawan. In 1942 werd hij getransporteerd naar Birma waar hij in de bakkerij moest werken. Als zoon van een bakker kon hij dit beroep uitoefenen. In augustus 1942 werd mijn vader te werk gesteld aan de Birma spoorweg. Kort daarna werd mijn moeder met de kinderen naar het Poeloe Berayan kamp getransporteerd. In juni 1944 verhuisden we naar het Gloegoer kamp en in juli 1945 naar Aek Pamienke. Op 24 augustus deelden de Japanners mee dat ze zich hadden overgegeven. Toen bezocht Luitenant Sisselaar het Aek Pamienke kamp. In october 1945 verlieten we Aek Pamienke en gingen naar Medan. In januari1946 werd mijn familie weer herenigd in het Wilhelmina kamp in Singapore. Ik heb altijd een speciale band met Indonesië gevoeld. In maart 2011 ben ik met mijn twee zonen naar Indonesië gekomen om de plekken op te zoeken uit mijn verleden.”

Tineke O. (1937)
“In de jaren 1930 woonde mijn familie in Jogyakarta, waar mijn vader Hotze O. hoofd was van een lagere school. Mijn vader werd gevangen genomen in 1942 en in 1944 naar Sumatra getransporteerd op de Junyo Maru. Op 8 september 1944 werd dat schip getorpedeerd door een Engelse onderzeeboot en mijn vader verdronk voor de kust van Benkoelen. Mijn moeder, mijn zuster Frauwien en mijn jongere broers Jan, Ab, Wim en ik werden op 26 december 1942 met de trein naar Ambarawa getransporteerd, “een vakantie kolonie”, werd ons meegedeeld. In 1945 vernamen we dat onze vader dood was. Een voor een kwamen mijn broers terug uit hun kampen. Uiteindelijk in april 1946 konden we passage boeken op de Tjisedane naar Nederland. En daarna zijn we graag teruggegaan naar Indonesië, ons geboorteland. In 2012 ben ik met mijn jongste zoon Hotze en zijn vrouw naar de locatie voor de kust van Sumatra gegaan waar de
Junyo Maru is gezonken. Hier hebben we een soort van krans in het water gelegd, in herinering aan mijn Vader.”

Hans Vervoort (1939)
Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands Indie was de schrijver Hans Vervoort geïnterneerd in het Ambarawa kamp op Java. In 2005 gingen Vervoort en zijn vrouw terug naar Indonesië en reisden over Sumatra en Java. Hans Vervoort: “Mijn broer Rob stierf op zesjarige leeftijd, in 1944, in het Ambarawa kamp. Ik heb slechts een enkele herinnering aan hem. Hij was in een ziekenhuis bed, hij zat rechtop in zijn bed in het kleine kamertje, een vrolijk en levendig jongetje, en vertelde dat hij iets geks had meegemaakt. Hij moest lachen en niezen op hetzelfde moment! “En wat deed je?” vroeg ik gespannen. Ik was zijn kleine broertje, ik moest nog veel leren. Wat hij antwoordde is uit mijn geheugen vervaagd. En nu blijf ik over met alleen dit ene beeld van hem. Na de oorlog kwam mijn vader gelukkig terug. He had aan de Birma spoorweg gewerkt en later in de Japanse mijnen. Wij reisden naar Makassar, waar mijn vader was gestationeerd als KNIL militair. Ik zie hem nog huilen toen wij uiteindelijk verenigd waren, eind 1945. Tot dat moment had hij zich niet gerelaliseerd dat Rob er niet meer was. De enige herinnering die mijn moeder van Rob had was een van zijn baby tandjes. Mijn vader soldeerde het in zijn trouwring en droeg het de rest van zijn leven. Over mijn broer Rob werd niet meer gesproken. Toch herinner ik me hem zeggen: “Weet je wat er vandaag gebeurd is? Ik moest niezen en lachen op hetzelfde moment.’”

====
Tot zover de verkorte versie van mijn presentatie voor het congres over terugkeer toerisme. Hieronder volgt een lijst van mensen die vanaf 2012 met Tri Jaya hebben gereisd op zoek naar plaatsen van herinnering van hen of hun familie. Velen reisden met 2 of meer mensen, ik noem aleen de personen die specifieke nostalgische verzoeken hadden, niet de rest van de groep. Ik beschrijf ook niet de rest van hun reis door Indonesië die ze met Tri Jaya hebben gemaakt. Ik vermeld alleen de plaatsen die voor hen persoonlijk van belang waren.

=====

Deel 2.

2012 Erik van der Z. bezocht Balimbingan, de thee plantage bij Pematang Siantar waar hij was geboren.

2012 Roel van P. was geboren en woonde tot zijn zevende jaar op de plantage Tandjung Morawa van de Senembah Tabak Maatschappij bij Medan waar zijn vader had gewerkt. Hierna verhuisden ze naar Bondowosso op Java waar zijn vader directeur werd van de Besoeki Tabak Maatschappij. Roel bezocht de plaatsen uit zijn jeugd.

2012 Joppe G. was op zoek naar het ziekenhuis in Binjai waar hij was geboren. Zijn vader had op de plantage Bandar Klippa bij Binjai gewerkt.

2012 Janneke, Ajold en Hella R. kwamen naar Sumatra, met name naar Padang, waar hun vader was geboren en waar hun grootvader rechter was geweest.

2012 Carolien van de W. Haar grootmoeder woonde in Surabaya en Medan. Haar overgrootvader werkte voor Lindeteves Stokvis in Medan. Carolien bezocht de plaatsen waar haar oma had gewoond in Medan en Surabaya.

2012 Cobien C. maakte een nostalgische reis naar Medan waar ze was geboren en naar de plantages Batang Serangan en Tandjung Kleling waar haar vader had gewerkt.

2012 Marja van D. kwam naar Sumatra om de plantage Sei Bamban op te zoeken waar ze had gewoond. Ze ontmoette hier zelfs voormalige speelkameraadjes uit haar jeugd van meer dan 50 jaar geleden.

2012 Taco B. bezocht Perbaungan en Pematang Siantar waar zijn familie had gewoond.

2012 Hanny L. was op zoek naar de locaties van de Japanse kampen Bangkinang en in Padang waar ze tijdens de tweede wereldoorlog was geïnterneerd. In Padang bezocht ze de locatie van haar vader’s ijsfabriek Potoyo alsmede hun huis. Haar vader was omgekomen bij de scheepsramp met de van Waerwijck in juni 1944.

2012 Gerrit K. was op zoek naar plaatsen in Medan en Pangkalan Brandan. Zijn vader had gewerkt voor de Bataafsche Petroleum Maatschappij (BPM), later Shell, in Pangkalan Brandan.

2012 Olly O. reisde naar Jogyakarta waar zijn vader was geboren. Verder bezocht hij de Tjimahi (Lewangadla) begraafplaats waar familie was begraven.

2012 Martine W. haar vader was in 1941 in het ziekenhuis in Binjai geboren. Later woonden ze in de Manggalaan (Jl. Diponegoro) in Medan. Haar grootvader werkte op de plantages Rotterdam A, Rotterdam B en Namoe Trasi. Haar vader, zijn zuster en grootmoeder waren geïnterneerd in het Japanse kamp in de Plantersschool in Brastagi en het Aek Pamienke kamp. Na de oorlog woonden ze in de Willembarenslaan (Jl. Magelang) in Medan. Martine W. bezocht all plaatsen van herinnering van haar familie.

2012 Hans S. was geboren in Malang en woonde tot de Japanse invasie in Surabaja. Hij was geïnterneerd in Semarang en vertrok na de oorlog naar Nederland. Hij was nooit terug geweest naar Indonesië tot 2012 toen hij alle plaatsen uit zijn jeugd opzocht.

2013 Wilma B. bezocht de plantage Bekalla waar zij in 1954 was geboren. Zij had herinneringen aan de plantages Boekit Melintang, Batang Serangan en de plaatsen Bindjei en Stabat.

2013 Michiel D. bezocht de plantage Tandjong Koeba waar zijn grootmoeder was geboren. Michiel zijn vader was geboren in Medan.

2013 Frits H. was op zoek naar de voormalige plantages van de Deli Maatschappij Sempali en Rotterdam A waar zijn vader had gewerkt.

2013 Marcel van E. maakte een nostalgische reis over Java, naar Jakarta, Bandung en Jogyakarta waar hij had gewoond.

2013 Michiel M. bezocht opnieuw zijn geboorteplaats Pladju bij Palembang waar hij was geboren in 1950. In Pladju was een boorolie locatie van de BPM waar zijn vader voor de BPM had gewerkt.

2013 Almiera R. maakte een reis over Java om de urn met de as van haar moeder op de begraafplaats Rangkasbitung te plaatsen waar haar familie was begraven. Hierna bezocht ze het dorp Sindang Laut bij Cirebon, waar haar moeder was geboren. Ze bezocht eveneens de erevelden Pandu en Kalibanteng waar familieleden waren begraven.

2013 Jan van G. was geboren in Gunung Sitoli op het eiland Nias waar zijn vader binnenlands bestuurs ambtenaar was geweest. Hierna werkte de vader in Gunung Tua op Sumatra tot 1942 toen hij werd geïnterneerd in een Japans kamp. De familie van G. verbleef in de kampen in Padang Sidempuan,Tarutung, Pematang Siantar, Brastagi en uiteindelijk in Aek Pamienke. Jan van G. bezocht alle plaatsen uit zijn jeugd.

2013 Jaap ter M. maakte een reis over Sumatra en bezocht zijn geboorteplaats Padang.

2013 Ideke S. R. was in 1934 geboren in Medan. Haar vader had een aannemersbedrijf. Het bedrijf was gevestigd naast het paleis van de Sultan van Deli. De familie woonde in Jalan Kartini. Ideke was geïnterneerd geweest in de kampen Gloegoer, Poelo Brayan en Aek Pamienke. Haar vader is omgekomen in het Pakan Baru kamp. Zij ging terug naar Nederland met haar moeder en broertje in 1946. In 2013 bezocht ze alle plaatsen uit haar jeugd.

2013 Rob W. was op zoek naar het voormalige pension B. aan de Manggalaan (Jl. Diponegoro) in Medan. Verder bezocht hij de plantages waar zijn familie had gewoond zoals Marbau, Pernantian Estate en Brussel Estate en de locatie van het voormalige Japanse kamp Aek Pamienke.

2013 Sheila M. reisde met haar moeder die haar geboortehuis in de wijk Menteng in Jakarta wilde zien alsmede het ziekenhuis waar de dochter Sheila was geboren.

2013 Dorothée en Alex E. bezochten de plantages Cinta Raja, Gunung Melayu Estate, de haven van Belawan en Tanjung Balai als plekken van herinnering.

2014 Albert V. was geïnterneerd in het Japanse kamp in Bandung. Zijn vader had de Rathkamp apotheken opgericht in Medan, Sukabumi, Ceribon, Tegal, Semarang, Jogya , Purwokerto, Solo , Malang, Surabaya en Probolinggo. De Rathkamp apotheken zijn later overgenomen door Kimia Farma pharmacies.

2014 Elize M. Haar vader kwam in de jaren 1940 als militair naar Medan. Elize zocht de plaatsen waar haar vader was gefotografeerd zoals voor de Grote Moskee in Medan.

2014 Ingrid M. was op zoek naar haar geboortehuis in Pladju bij Palembang. Haar vader had gewerkt voor de BPM.

2014 Baukje D. was geboren in Jogyakarta en had enige jaren in Sigli in Aceh gewoond. Tijdens de oorlog was zij geïnterneerd in de kampen Poeloe Brajan en Aek Pamienke. Na de oorlog had ze tot 1949 in de Mackaylaan (Jl. Walikota), hoek Beatrixlaan (Jl. Cik Ditiro) in Medan gewoond. Ze was op zoek naar het voormalige huis in Medan, de middelbare school, het ziekenhuis van de Deli Maatschappij en ze wilde rondrijden in Brastagi.

2014 Fedde van den B. zijn grootvader had de winkel Toko Mann in de Kesawan. De familie was geïnterneerd in de kampen Pematang Siantar, Brastagi, Poeloe Brajan, Gloegoer en Aek Pamienke. Fedde bezocht verder de haven van Belawan, Brastagi en het Tobameer als plaatsen van herinnering.

2014 Hans K. woonde na de oorlog in Medan. Hij bezocht opnieuw Hotel de Boer (nu Hotel Dharma Deli), Kesawan, Jl. Tjut Nja Din, Jl. Dr. Mansur, Jl. Ampera, Jl. Tilak, de Medan Tennis Club, Tjong A Fie Mansion, de Khalsa English School en de Sint Jozef School als plaatsen van herinnering.

2014 John V. woonde in de jaren 1950 in het voormalige Grand Hotel Medan en was op zoek naar plaatsen uit zijn jeugd.

2014 Paul L. bezocht opieuw het huis waar hij in Medan had gewoond. Verder ging hij naar Prapat waar hij jeugdherinneringen had.

2014 Willemijn L. bezocht de Wingfoot plantage Dolok Merangir waar haar vader als jongetje had gewoond. Verder ging ze naar Pematang Siantar, Brastagi en Parapat, de plaatsen waar haar vader haar over had verteld. Ze ging ook naar Aek Pamienke, de locatie van het voormalige Japanse kamp waar haar grootmoeder geïnterneerd was geweest.

2015 Mevr. T. bezocht Bandung waar haar vader was opgegroeid. Haar vader Peter T. had gestudeerd in Leiden. Peter T. is beroemd geworden door het boek “Soldaat van Oranje” waarin wordt beschreven hoe hij samen met Erik Hazelhoff Roelfzema het Britse kanaal was overgestoken naar Engeland en daar adjudant van koningin Wilhelmina was geworden. Het boek Soldaat van Oranje is verfilmd en er is ook een succesvolle musical van gemaakt.

2015 Peter J. maakte een tocht door Medan en omgeving op zoek naar voormalige locaties van de Deli Maatschappij en de Senembah Maatschappij. Peter J. schreef: “Ik heb met Tri Jaya in 2003 met mijn moeder, die in Medan had gewoond tussen 1953-58, een “tempo dulu” trip gemaakt. Met opmerkelijk succes hebben we plekken van de familie teruggevonden, inclusief het huis waar mijn zuster en ik als babies hadden gewoond. In februari 2015 heb ik Tri Jaya opnieuw benaderd voor een vergelijkbare trip op zoek naar overblijfselen van de Deli en Senembah maatschappijen waar mijn vader voor had gewerkt. Dankzij Tri Jaya was ook deze reis, ondanks mijn moeilijke vragen, wederom een succes.”

2015 Marten W. bezocht Medan omdat de broer van zijn grootmoeder hier had gewoond.

2015 Ellen F. woonde op de plantage Laras waar ze herinneringen had aan het huis, de sisal fabriek, het tennisveld en de school. Verder bezocht ze in Pematang Siantar haar voormalige kostschool en de plantages Dolok Sinumba, Dolok Ilir, Tindjowan en Sidamanik als plaatsen van herinnering. In Prapat zocht ze naar de huizen Meerpaal, Honk en Horas, en de Villa Marienhat waar Soekarno geïnterneerd was geweest.

2015 Hans H. schreef: “Ik was geboren in het voormalige Batavia kort voor de Japanse bezetting. Mijn vader Hendrik H. was bestuursambtenaar en werd gevangen gezet door de Japanners. Mijn moeder vluchtte met mij naar Australië. Mijn vader was geïnterneerd in het Tjimahi kamp 5 in Bandung. Mijn oom Willem H. was als arts werkzaam voor de kolenmaatschappij op Sabang waar hij voor de oorlog woonde. Mijn grootvader is burgemeester van Batavia geweest.” Hans H. bezocht alle plaatsen van zijn familie geschiedenis.

2015 Henry S. was op zoek naar de plaatsen waar zijn vader als militair gelegerd was geweest. Hij bezocht de haven van Belawan, verder Pematang Siantar en Tarutung waar zijn vader in militaire kampen verbleef. Verder bezocht hij Prapat, Sibolga en Medan. Op Java bezocht hij de kathedraal in Jakarta, de haven van Tandjong Priok, de Koning Willem III School in Meester Cornelis, nu Depok, en de Puncak pas. Het waren allemaal plaatsen waar zijn vader hem over had verteld.

2015 Marjan P. bezocht de sisal plantage Laras van de Handels Vereniging Amsterdam (HVA) waar haar grootvader als administrateur had gewerkt.

2015 Patricia T. had in Medan gewoond waar zij plaatsen van herinnering opzocht, alsmede in Prapat.

2015 Remco T. zijn vader was geboren in Medan. Remco was op zoek naar zijn vaders geboortehuis.

2015 Ute M. woonde in de jaren 1970 in Medan en bezocht de stad opnieuw na 40 jaar.

2015 Wytse K. was geboren in 1938 in Tebing Tinggi. Tijdens de Japanse tijd was ze geïnterneerd in Aek Pamienke. Hij was op zoek naar zijn persoonlijke plaatsen van herinnering.

2016 Jaap van H. bezocht Sumatra in april 2016. Jaap was geboren in 1937 in Medan waar zijn vader voor de oorlog bij het onderzoeks laboratorium voor de rubber en palmolie in Kampong Baru had gewerkt. Hij bezocht alle plaatsen met herinneringen van hem en zijn familie in Noord- Midden- en West Sumatra. In Medan bezocht hij ook zijn geboortehuis. Jaap was geïnterneerd geweest in de kampen Tanjung Morawa en Aek Pamienke. Hij bezocht de locaties van de voormalige kampen Glugur, Pulau Berayan, Brastagi, Aek Pamienke, alsmede de plek waar de Hariku Maru zonk voor de kust van Tanjung Balai, alsmede de locatie van het Pakan Baru kamp en het Bangkinang kamp.

2016 Ron H. had in Sawah Lunto gewoond en bezocht de plaats opnieuw. Hierna ging hij naar Java waar hij de begraafplaats Lewigajah bij Cimahi bezocht waar familie was begraven.

2016 Hans, Yvonne en Nico van der M. Hun vader was hoofd van de politie in Balige voor de tweede wereldoorlog. De drie kinderen van der M., geboren in jaren 1930, kwamen naar Sumatra op zoek naar alle plaatsen uit hun jeugd in Balige en omstreken. Ze waren geïnterneerd geweest in het Aek Pamienke kamp.

2016 Margreet L. kwam in November 2016 naar Sumatra met haar moeder en dochter op zoek naar de plaatsen uit haar moeder’s jeugd. De grootvader had voor de oorlog als ingenieur bij de Deli Spoorweg Maatschappij gewerkt. Mevr. L. was geboren in 1929 in de Senna straat in Medan en was nieuwsgierig naar alle plekken uit haar jeugd. Zo ging ze ook naar Brastagi, naar Villa de Merel, waar de familie voor de oorlog met vakantie naar toe ging. De DSM bezat daar enkele villa’s. Ze was geïnterneerd in de Japanse kampen Gloegoer, Pulau Berayan en Aek Pamienke.